Reisverslag Dag 118-121: De eerste dagen in China (Xinjiang)
Onze eerste kennismaking met het ultramoderne China. We zien de staatscontrole in Xinjiang waar de regio in Westerse media vooral bekend om staat, maar ook een hele andere kant: heerlijk eten, geïnteresseerde mensen, prachtige natuur en geweldige infrastructuur. Onze auto loopt schade op als we een canyon ingaan tijdens een storm, we zien voor het eerst wat voor een gekkenhuis Chinees toerisme is en gaan off-roaden op z’n Chinees door de Devil City.
Inhoudsopgave
Eerste kennismaking met China in Xinjiang
Het is dag 118 van de expeditie als we voor het eerst wakker worden in China, met een lichte kater. In totaal hebben we 16.805 kilometer gereden, en daar gaat 7.000 kilometer bijkomen in slechts 27 dagen. Dat is tegen die tijd een derde van de totale afstand dus. Dit land is bijna net zo groot als heel Europa en ook minstens zo afwisselend als het gaat om natuur, eten en mensen.
We beginnen onze reis in Xinjiang, in de Westerse media vooral bekend vanwege de Oeigoeren die er wonen en worden onderdrukt door de Chinese overheid. Er is inderdaad veel staatscontrole zichtbaar in de regio. Alle tankstations zijn afgezet met hekken en prikkeldraad. Als we willen tanken, dan moet onze Chinese gids zijn gezicht scannen en zijn Chinese identiteitsbewijs laten zien. Zo kan de overheid bepalen wie er brandstof krijgt, en vooral ook wie niet.
Daarnaast zijn er regelmatig politiecontroles op de weg. In Xinjiang moeten we als konvooi dicht bij elkaar rijden, want bij elke tankbeurt en politiestop hebben we onze verplichte gids nodig. Ook kamperen is uit den boze; we moeten slapen in hotels die zijn goedgekeurd door de overheid om toeristen te mogen ontvangen.
Toch zien we ook een hele andere kant van Xinjiang: heerlijk eten, geïnteresseerde mensen die nooit een Westerling zien en geen woord Engels spreken, prachtige natuur, alleen maar elektrische voertuigen, enorme velden met zonnepanelen, eindeloze rijen met windturbines en piekfijne snelwegen. Het is onze eerste kennismaking met China en dat blijkt een ultramodern land te zijn. Het voelt alsof we de toekomst inrijden en alsof Europa mijlenver achterloopt.
Autoschade door vallende rotsblokken
Op onze tweede dag in China heeft Adam, de motorrijder uit ons konvooi, helaas nog steeds motorproblemen. Hij gaat samen met onze gids Joe naar een garage om zijn motor te maken, waardoor wij samen met de Franse boys besluiten om naar de indrukwekkende Kuitin Grand Canyon in de buurt te rijden. Het enige politiecheckpoint op de route is gelukkig onbemand, anders waren we er helemaal niet doorheen gekomen zonder gids.
Het is de eerste keer dat we een toeristische plek in China zien, en daar zijn we absoluut niet op voorbereid. Honderden auto’s met mensen die naar exact dezelfde plek gaan, want “dat is de scenic area” (zoals het in China wordt genoemd). We verwonderen er ons nu al over, maar het blijkt de komende weken nog véél hectischer te kunnen. We parkeren onze auto tussen het kabaal en lopen naar het uitzichtpunt over de canyon. Naast de prachtige, golvende bergen en de woeste rivier beneden, zien we ook een onverharde weg de canyon inlopen. We kijken elkaar aan en denken allemaal hetzelfde: daar moeten we heen!
Gezien de weg niet helemaal geschikt is voor de Renault 4L van de Fransen, springen zij bij ons in de auto op een geïmproviseerde achterbank van slaapzakken en kussens. Als we halverwege de afdaling de kloof in zijn, begint het ineens keihard te stormen. Overal om ons heen komen rotsblokken en stenen van de berghellingen naar beneden. We moeten eerst verder afdalen om te kunnen keren en rijden dan zo snel mogelijk weer omhoog over de zigzagweg die door de canyon loopt. Het is retespannend: ik, Oscar en Hugues kijken naar buiten om naderende stenen en rotsblokken te zien en roepen wat Marcel – die de auto bestuurt – moet doen. “REMMEN!!!” of “GAS GEVEN!!!” wordt er af en toe gebruld om een rotsblok te vermijden. Helaas wordt de auto alsnog door een flinke kei geraakt, wat een harde knal oplevert.
Eenmaal veilig bovenaan de canyon inspecteren we de auto. Het is gelukkig gebleven we bij een deuk en een kras op het zijportier. Dat zien we dan maar als een oorlogslitteken.
Jiohe Ruïnes, de Flaming Mountains en Mazha
De dagen erna komen we in een routine van opstaan, rijden, tanken, politiecheckpoints door en toeristische plekken bezoeken met ons konvooi. De toeristische plekken blijven ons keer op keer verbazen.
Als we bij de Jiohe Ruïnes aankomen - een oude, bijna tot stof vergane stad in de rotsen - worden we bijvoorbeeld gemaand om in een elektrisch treintje te gaan zitten. Dit treintje schalt Chinese teksten en brengt ons naar het beginpunt van een wandeling door de ruïnes. Tussen de rotsen liggen perfect aangelegde wandelpaden en – uiteraard – honderden camera’s. De moderne, glinsterende camera’s staan in schel contrast met de stoffige, historische omgeving.
Ook ons bezoek aan de zogeheten Flaming Mountains verbaast ons. We begrijpen de hype niet helemaal als we daar aankomen. We parkeren onze auto op een parkeerterrein naast de weg, en moeten eigenlijk een kaartje kopen om de bergen daarachter te kunnen zien. Dat vinden we wat overdreven, want we kunnen de bergen ook prima zien vanaf het parkeerterrein. En als je een paar honderd meter doorrijdt is het parkeerterrein er niet meer en kun je de bergen ook gewoon zien liggen. Dit houdt de Chinezen echter niet tegen. Zij worden helemaal lyrisch bij de aanblik van de “Flaming Mountain Scenic Area” en gaan, bewapend met een selfiestick, tablet, telefoon en gimball, op de foto met de berg. Deze ‘brandende bergen’ blijken het middelpunt te zijn van een Chinese mythe over een boeddhistische monnik en een apenkoning die met een enorme ventilator de berg hebben geblust. Wij maken iets verderop een epische teamfoto midden op de weg, met de dieprode flaming mountains op de achtergrond. Ook prima, wat ons betreft. De gemiddelde Chinees zal daar anders over denken.
Vervolgens rijden we langs een van de oudste dorpjes van Xinjiang: Mazha, met meer dan 2600 jaar historie. Het blijkt een populaire toeristische bestemming voor Han Chinezen, die een ‘traditioneel Oeigoers dorpje’ komen bekijken. Het voelt voor ons een beetje als aapjes kijken. Dat nare gevoel wordt versterkt door de eeuwenoude moskee en tempel die zijn afgesloten voor publiek én locals. Een ding is duidelijk: daar komt niemand in. Het gevoel dat we hebben wordt alleen maar versterkt als we door de omgeving rijden. Er rijden vrijwel geen auto’s en de straten zijn zo goed als verlaten, maar op elke straathoek staat wel een glanzend witte camera. Big Brother is watching you.
Off-Roaden in de Devil City
Het is eigenlijk al te laat op de dag als we besluiten naar de ‘Devil City’ te rijden. Een off-road route door de Gobi Woestijn. Maar ja, dat willen we niet missen natuurlijk. Het is echt bloedheet. We bevinden ons op een van de laagste plekken op aarde, vlakbij Aiding Lake op -154.3 meter. De temperatuurmeter van de auto geeft 45 graden Celsius aan. Adam heeft het zwaar op de motor en ook de Franse boys proberen te overleven zonder airco in hun Renault 4L. Als je buiten komt voelt het alsof je in een warme föhn loopt.
Eenmaal aangekomen bij de Devil City blijkt het off-roaden op z’n Chinees. Bij aankomst moeten we kaartjes kopen en worden er video’s getoond van de gevaren van off-road rijden. Onze gids Joe is dan ook zichtbaar gespannen. Tot aan de off-road weg ligt een glad stuk asfalt, en overal staan hekken en bewegwijzeringsborden.
Toch vinden we het heerlijk om even van de snelweg af te zijn. We scheuren over de zandduinen met zonsondergang. En we komen – voor de verandering – weer eens veel te laat in het hotel aan, maar dat was het waard. Inmiddels is het motto van deze trip: 'Slapen doen we in Laos wel.'
De eerste 1250 kilometer van de 7000 hebben we er in slechts 3 intense dagen doorheen gejast. Morgen rijden we Xinjiang uit en mogen we ons weer wat vrijer bewegen. Daar kijkt iedereen naar uit.
● ● ●
Volg de expeditie op Instagram voor realtime updates en nog veel meer foto's en video's!